Ziekten en medicatie.

Longontsteking bij slangen

Een van de veel voorkomende aandoeningen bij slangen zijn ontstekingen van de longen, ook genoemd longontsteking of pneumonie. Om de ziekte goed te kunnen beoordelen moet je weten dat er verschillende soorten longontstekingen zijn, die berusten op verschillende verwekkers. 
Deze verschillende soorten kun je in vier groepen onderverdelen, afhankelijk van de oorzaak of belangrijkste verwekker.


- Bacteriële ontsteking
Dit is één van de belangrijkste soorten en wordt veroorzaakt door verschillende bacteriën. De aanleiding is veelal een gebrek aan weerstand van de dieren en massale vermeerdering van bacteri:en, bijvoorbeeld door onvoldoende hygiëne. Of door uitwendige factoren bv. (tocht, temperatuursdaling, stof, chemische producten). Ook bacteriële ontstekingsprocessen elders in het lichaam (mondrot, maagdarmontsteking) kunnen aanleiding zijn voor bacteriële longontsteking.

- Parasitaire ontsteking
Deze ontsteking wordt veroorzaakt door wormen, en soms door geleedpotigen of mijten. De oorzaak is altijd een van buiten komende besmetting.


- Mycotische ontsteking
Deze aandoening wordt veroorzaakt door schimmels. De infectie treedt op door het inademen van schimmel sporen.

- Virale ontsteking
Deze ontsteking wordt veroorzaakt door een virus.

Diagnose

Het verloop van de uitwendig herkenbare symptomen is als volgt:
- Onrustige ademhaling.
- Pompende, versnelde ademhaling, soms niezen.
- Geopende bek.
- De ademhaling wordt reutelend hoorbaar.
- Slijm in de bek en soms uit de neusgaten.
- De dieren worden zeer apathisch en weigeren voedsel.
- De dood volgt door verstikking, uitputting, ingewandontstekingen en vergiftiging door afgescheiden
  toxinen.


Aan de hand van bovengenoemde verschijnselen kan men longontsteking opmerken.
Voor gedetailleerde diagnose is echter microscopisch onderzoek nodig van tracheavocht of, indien aanwezig, van slijm.

Microscopisch onderzoek

Bacteriële ontstekingen openbaren zich door slijm met bloedcellen, etter en grote hoeveelheden bacteriën. Bij parasitaire ontstekingen zie je meestal de eieren en/of larven in het slijm.
Het onderzoek moet je elke twee dagen herhalen daar de eieren soms slechts in kleine hoeveelheden en onregelmatig geproduceerd worden. Bij mycotische ontstekingen door schimmels is meestal niets te herkennen. Bij virale ontsteking is, buiten wat bloederig slijm, niets te zien.

Behandeling

Bij het opmerken van ademhalingsstoornissen moet het dier direct afgezonderd worden.
Verder moet de relatieve luchtvochtigheid tot 80 a 90% worden opgevoerd en mag de temperatuur overdag en `s nachts niet meer onder de 24°c dalen.

Bacteriële ontsteking

Vibramycine siroop, 5mg/kg, dagelijks gedurende 5 dagen.
Indien dit geen verbetering brengt:
Kanamycine 10%, Intramusculair, 15 mg/kg (=0,15ml/kg).

Parasitaire ontsteking

Nematoden: Ripercol, I.P., 20mg/kg.
Trematoden: Droncite, oraal, 30mg/kg.
Pentastomen, mijten: Neguvon, bad met 0,4% neguvon.

Ycotische ontsteking

Ketoconazol, oraal, 25 mg/kg.

Virale ontsteking

Antibiotica zijn hierbij niet werkzaam, maar geprobeerd kan worden bijkomende bacteriële infecties te bestrijden met: Streptomycine, I.M., 20 mg/kg, dagelijks gedurende 10 dagen.
(Het is bij elke behandeling aan te bevelen om een injectie vitamine A (5000 I.E./kg) en vitamine B complex (0,5 ml/kg te geven).

Flagellaten

Flagellaten zijn organismen, die behoren tot de groep der Protozoa (Eencellige). 
Zoomastigophorea: Op dieren lijkende protozoën.
Sommigen zijn niet pathogeen. 
Alle flagellaten die reptielen bedreigen behoren tot deze groep.

Soorten flagellaten

Haemoflagellaten: flagellaten die zich in het bloed bevinden, deze flagellaten leven van het in het bloed voorradige voedsel.
De symptonen bij zoogdieren zijn meestal allergische reacties en koorts.
Gastroflagellaten: flagellaten die zich aanvankelijk vooral in het spijsverteringsorgaan en dedaarmee in verbinding staande ruimten (galblaas, nieren, enz.) ophouden.
Het zijn vooral deze flagellaten die we steeds terugvinden bij onderzoek van uitwerpselen.

Medicatie / behandeling

De behandeling van een flagellatenbesmetting kun je in vier delen opsplitsen:
- Ontsmetting van het terrarium
- Behandeling van de flagellateninfectie
- Behandeling of preventie van secundaire ziekten
- Preventieve behandelig van alle dieren in het terrarium


Indien je flagellatenbesmetting vaststelt bij terrariumdieren ben je verplicht de aangetaste dieren te behandelen. Andere dieren die geen merkbare besmettingsverschijnselen tonen (eetlustvermindering, fecesonderzoek, enz.) kun je het beste een preventieve behandeling geven.
Flagellanten gevoelige slangen kun je van tijd tot tijd preventief behandelen (elke twee a drie maanden, vooral in het begin is het geen overbodige luxe). De preventieve behandeling verschilt niet van de normale therapeutische behandeling.

Dosering van medicamenten

Je moet voor het berekenen van de dosering over de volgende informatie beschikken:
- Het lichaamsgewicht van het te behandelen dier in grammen.
- De concentratie van het te gebruiken medicament (deze informatie kun je afleiden uit de gegevens
  op de verpakking of op de bijsluiter) Hierop vind je de hoeveelheid werkzaam bestanddeel per
  volume- of gewichtseenheid. Indien nodig moet je voor vloeistoffen de waarde omrekenen in
  milligrammen per milliliter (mg/ml) en voor poeders en tabletten in milligrammen per gram (mg/g)
- De toe te passen dosering in milligrammen per kilogram (mg/kg) van het dier.


De toe te dienen hoeveelheid medicament bereken je als volgt:
Lichaamsgewicht x dosering =     
1.000 x concentratie = ml of g medicament
      : ml of g medicament = toe te dienen hoeveelheid medicament


Voorbeeld van een berekening:
Een slang moet ontwormd worden door een injectie met Ripercol.
Gewicht van de slang: 4.750 g.
Concentratie Ripercol: 100 mg/ml
Dosering: 20 mg/kg.


Berekening: 

4750 x 20 = 95.000
1000 x 100 = 100.000
95.000 : 100.000 = 0,95

In dit geval moet de slang dus geïnjecteerd worden met 0,95 ml Ripercol



Slangen die spugen of weigeren te eten.

Het is belangrijk om te weten waarom een slang spuugt of voedsel weigert. Als de slang net pas aangeschaft is, is het handig om te weten hoe het dier gevoerd werd bij de vorige eigenaar, kweker of winkel. Stress is een veelvoorkomende oorzaak van spugen en/of weigeren van voedsel. Omgeving kan ook van grote invloed zijn op het eetgedrag van een slang. Zo heeft een slang warmte nodig om zijn prooi goed te kunnen verteren. Indien de bak te koud, of juist te warm is kan het gebeuren dat de slang zijn prooi niet goed kan verteren en vervolgens weer halfverteerd uitspuugt. Ook kan een groot terrarium met weinig schuilplaatsen stress leveren voor de slang omdat het dier zich onvoldoende veilig voelt, waardoor het dier voedsel kan gaan weigeren.
Vervelling kan veelal een oorzaak zijn van weigeren. Doordat het dier zijn rust nodig heeft om goed de vervelling uit te komen stoppen veel slangen vanzelf al met eten indien zij in vervelling liggen. Maar ook een aantal slangen eten gewoon tijdens de vervelling zonder problemen, dit is erg afhankelijk van de slang zelf. Als het dier stopt met eten tijdens het vervellingsproces is dit geen enkel probleem, dit hoeft ook niet de groei te beinvloeden. Dus je kunt dan gewoon de vervelling afwachten waarna je opnieuw een prooi kunt aanbieden.
Ziekte of parasieten kunnen ook een grote veroorzaker zijn van het spugen en/of weigeren van eten. Flagellaten zijn in iedere slang terug te vinden, maar bij verminderde weerstand of stress kunnen de flagellaten de overhand nemen waardoor het dier ziek wordt. Spugen, gewichtsafname en afwijkende ontlasting kan het gevolg zijn. Indien het dier hiervoor niet behandelt wordt kan de dood het gevolg zijn. Een flagellaten aantasting kan achterhaald worden door een goede reptielendierenarts te bezoeken en wat ontlasting af te geven om te laten onderzoeken. Dit kost over het algemeen niet zo veel, neem contact met je reptielen-dierenarts op om meer informatie hierover te verkrijgen. Mondrot of een longontsteking kunnen ook de oorzaak zijn van het weigeren van voedsel. Als de slang anders reageert dan normaal of je het toch niet helemaal vertrouwt neem dan zo spoedig mogenlijk contact op met de reptielendierenarts.
Stress is een grote veroorzaker van weigeren van eten en spugen. Zeker bij jonge dieren, die nog erg klein zijn en in de vrije natuur snel ten prooi vallen aan andere rovers kan het erg stressvol zijn om gehanteerd te worden of in contact te komen met mensen, of zelfs met andere soortgenoten. Belangrijk is dus om stress te voorkomen. Geef de dieren zoveel mogenlijk rust, hanteer ze zo min mogelijk, alleen voor de nodige verschoning. Door toch zo af en toe te hanteren voor de benodigde verzorging en daarnaast met rust te laten raakt het jonge dier geconditioneerd dat diens leven niet in gevaar is wanneer het gehanteerd wordt. Het is belangrijk om de slang geheel met rust te laten tijdens het verteren van zijn prooi. Laat het dier na het voeren 48 uur of liever nog 72 uur geheel met rust en zeker niet hanteren.
Een te grote prooi kan ook de oorzaak van spugen zijn of zelfs weigeren, veelal wordt een te grote prooi toch opgegeten maar echter weer uitgespuugt omdat het teveel is om goed te verteren. Als je zorgt dat de dikte van de prooi 1 tot anderhalve keer zo dik is als het dikste punt van de slang dan zit je in de veilige range.
Als een slang gespuugd heeft is de algemene regel om 7 dagen tot liever nog 10 dagen te wachten eer je de volgende prooi aanbied. Na het spugen zal de maag geïrriteerd zijn. Om opnieuw spugen te voorkomen is het belangrijk te wachten met het aanbieden van een prooi. Als een dier blijft spugen kan het in een visieuze circel raken tot de dood erop volgt. Belangrijk is dus dat de oorzaak wordt achterhaald, opgelost en dat het dier weer normaal zijn prooi kan verteren. Ook kan het handig zijn de eerstvolgende keer een wat kleinere prooi aan te bieden, om de maag rust te gunnen maar toch aan de gang te houden. Als de prooi dan binnengehouden wordt nog eenmaal wat langer wachten met het aanbieden van de prooi en als die ook goed veteerd wordt kun je weer proberen normaal te voeden.
Er zijn verders een aantal trucjes die bij een spugende of weigerende slang toegepast kunnen worden.

Nutribac is een lustopwekkend middel wat tevens de maag en darmflora hersteld, een ideaal middel om toe te passen als een dier heeft gespuugd of bij een dier wat weigert. Het is verkrijgbaar bij een aantal speciaalzaken. Nutribac in poedervorm kan vermengt worden met het water of aangebracht worden op de prooi. Naast nutribac bestaan ook andere lustopwekkende middelen.
Bij jonge weigerende slangen worden de pinkies nog weleens gekookt. Vaak blijkt dit een effectief middel wanneer jonge slangen weigeren te eten. Het volstaat door een pinkie enkele minuten in wat heet water te leggen. Het is ook een uitstekende manier om jonge slangen van levend voer op diepvries voer te krijgen gezien het hierdoor gewend raakt aan een levenloze diepvriespinkie. Het is niet in alle gevallen een doorslaggevend middel, maar bij veel gevallen wel. Naast gekookte pinkies zijn er nog meer manieren om een prooi aanlokkelijker te maken voor een slang. Bij een diepvries pinkie kun je onder andere een gaatje in de schedel prikken waardoor hersenvocht vrij zal komen wat aanlokkelijk schijnt te zijn. Ook kan de pinkie ingesmeert worden met verse haring.

Daarnaast zijn sommige slangen erg schuw en hebben alle tijd en rust nodig om de prooi te eten, leg dan de prooi onder een schuilplaatsje of laat de prooi een paar uur tot een nacht bij de slang liggen.
Dwangvoederen is een laatste redmiddel en dient alleen toegepast te worden na het raadplegen van een arts of ervaren hobbyist. Dit is geen middel wat zomaar toegepast kan worden. Ik heb er zelf geen ervaring mee dus kan hier ook geen info over verschaffen. Persoonlijk ben ik van mening dat als dieren op geen enkele wijzen aan het eten zijn te brengen dat het dier dan zowieso onderzocht dient te worden, mogenlijk heeft het dier een aangeboren afwijking of is het te zwak van zichzelf of heeft het iets anders onder de leden.

Een andere tip zou kunnen zijn om bijvoorbeeld extra lampen in huis te halen of warmtematten en/of kabels geregeld te controleren, mocht een keer een lamp of andere warmtebron stuk gaan dat dit tijdig opgelost kan worden.